De serie The Studio in het Bonnefanten biedt een podium aan kleinschalige solopresentaties waarin kunstenaars verslag doen van recente ontwikkelingen in hun werk.
‘Het materiële draagt een herinnering, kan ons verbinden, geeft ons richting en heeft daardoor een bepaalde waarde.’
Floor Martens
VoorThe Studio #4 verdiepte Floor Martens (1998 Reuver) zich de afgelopen maanden op de Van Eyck in fotografische processen en technieken. Het menselijk lichaam staat centraal. Daarbij gaat haar aandacht voornamelijk naar haar eigen kwetsbaarheid en gevoelens van onder meer verlies, angst en onzekerheid. Fragmenten uit haar dagboeken en briefwisselingen laat ze horen als audiowerk en verschijnen in typeschrift op grote bladen. Geraakt door een intense dansperformance gebaseerd op Ayahuasca-ceremoniën, neemt ze zelf deel aan een reeks Ecstatic-dance sessies, een soort meditatieve en expressieve, vrije dansvorm. Het vrije bewegen maakt veel los bij Martens die zich verwonderd over het instinctieve vermogen van het lichaam om diepgewortelde intuïties uit te drukken. Dans ofwel het expressief bewegen van het lichaam is als een vorm van directe communicatie die ‘sneller en trager’ is. ‘Bij dans is de essentie veel dichterbij', aldus Martens.
Ze maakt foto’s van zichzelf terwijl ze danst en vraagt vrienden om eveneens voor de camera te dansen of te bewegen. De analoge opnamen van de jonge vrouwen en mannen presenteert Martens als een ingelijste reeks zwart-wit foto’s aan de wand. Het doet wel denken aan emblemata, zinnebeelden die abstracte begrippen uitdrukken zoals kracht en liefde. Martens verwondering over het essentiële en eerlijke van individuele lichaamsexpressie wordt zo een verkenning naar een nieuwe mentale en emotionele taal.
Floor Martens
Bij de Maastrichtse eindexamenpresentaties in 2019 valt Martens op met een reeks associatieve werken die van ambitie en moed getuigen. Ze toont zwartgekleurde resten gestold bloed in glazen bokalen en een vloer bedekt met (varkens)bloed, tot poeder ingedroogd, naast een intieme reeks foto’s van haar naakte lichaam; van zichzelf met vrienden; van haar ouders en grootouders; maar ook van een dood konijntje op de weg. Martens creëert hier een gelijk speelveld voor mens en dier, het mentale en fysieke en het heel persoonlijke en meest algemene. Ze vraagt zich af welke waarden dit alles voor haar vertegenwoordigt en wat hun betekenis zou kúnnen zijn.
Een indringende ervaring biedt een afgesloten ruimte, alleen te bezichtigen via een kijkgaatje. De hallucinerend wit geschilderde kamer herbergt een vosje, een fragiel wezentje, even echt als mythisch, dat (tegen beter weten in) vredig in een soort wigvormige ruif lijkt te slapen. Grote thema’s van leven en dood, verlies en transformatie resoneren in dit behoedzame, intieme werk. Dat maakt indruk en in een hoofdredactioneel commentaar noemt kunsttijdschrift Metropolis M Martens ingrepen “moderne vanitas werken”.
Voordat ze in 2018 overstapt naar Autonoom, studeert Martens aan dezelfde academie Visuele Communicatie en Material Design waar de nadruk ligt op fotografie en het aanleren van allerlei technieken en ambachten. Ze leert onder meer naaien, zeefdrukken en het bewerken van dierenhuiden. Wanneer Martens een dood konijntje voor de poort van haar ouderlijk huis vindt vallen dingen op z’n plaats. Met het achtergelaten lijkje dat ‘nog zo levend aanvoelde’ en met haar eigen lichaam en dat van anderen als bron van materiaal gaat ze processen van verandering en transformatie verkennen. Ze vilt vlees en looit dierenhuiden, experimenteert met sperma en haar eigen menstruatiebloed. Ze spint en vlecht dreadlocks van plukken haar die ze vervolgens presenteert in basale symbolische vormen. Het verwerken van organisch materiaal is aanvankelijk gruwelijk en vaak emotioneel vermoeiend maar Martens leert zichzelf, als lichamelijk wezen, opnieuw en op een andere manier ervaren en waarderen.
Voor thuis
Krijg thuis een unieke indruk van Floor Martens' werk. Download hier het vouwblad (PDF), helemaal gratis.
VOUWBLADAfbeeldingen: Floor Martens, uit de fotoserie Lijftaal, 2021 Tekst: Paula van den Bosch